Spelregels

Waterpolo is een echte teamsport. Je komt een aantal keren in de week met je team samen om te trainen. Dat gebeurt meestal in het water, maar soms ook aan de kant. Tijdens de training leer je hoe je hard kunt zwemmen en hoe je het beste een bal kunt vangen en gooien. Natuurlijk leer je ook hoe je het beste een doelpunt kunt scoren!

Voor kinderen

Het waterpolo voor kinderen tot 12 jaar noemen we Minipolo. Net zo stoer als waterpolo, maar met een kleiner speelveld en aangepaste spelregels. De kleinsten spelen in ondiep water en met minder spelers, zodat ieder kind lekker vaak aan de bal komt. Met minipolo kun je al vanaf 6 jaar beginnen. Minipolo is de ideale manier om al jong kennis te maken met een van de leukste zwemsporten. Ieder seizoen spelen we een aantal toernooien en kun je minipoloërs van andere verenigingen ontmoeten.

De basisregels

De KNZB heeft sinds seizoen 2023/2024 de spelregelwijzigingen van de FINA overgenomen om het spel nog aantrekkelijker te maken.

Hieronder vind je de belangrijkste spelregels:

  1. Teams en spelers: Een waterpoloteam bestaat uit maximaal 13 spelers, waarvan er 7 tegelijk in het water zijn (6 veldspelers en 1 keeper). De rest zijn wisselspelers. Een wedstrijd duurt vier periodes van 8 minuten echt speeltijd.

  2. Doel van het spel: Het doel is om de bal in het doel van de tegenstander te schieten. Dit kan door te gooien met één hand (behalve de keeper, die beide handen mag gebruiken binnen zijn gebied). Je scoort als de bal volledig over de doellijn gaat tussen de palen.

  3. Het speelveld: Het veld is tussen de 20-30 meter lang en 10-20 meter breed, afhankelijk van de leeftijd en het niveau. Er zijn lijnen die bepaalde zones markeren, zoals de 2-meter- en 6-meterlijn, waar speciale regels gelden.

  4. Spelverloop: Een team krijgt 30 seconden om een schot te lossen. Lukt dit niet, dan gaat de bal naar de tegenstander. Na elk doelpunt of als de bal uit het spel gaat, wordt het spel hervat vanaf de middenlijn.

  5. Overtredingen: Er zijn verschillende soorten overtredingen:

    • Gewone fouten: Bijvoorbeeld de bal onder water duwen of te lang vasthouden. De tegenstander krijgt een vrije worp.
    • Uitsluitingsfouten: Voor zwaardere overtredingen, zoals het vasthouden van een tegenstander. De overtreder moet tijdelijk uit het water en mag na 20 seconden of een doelpunt weer terug.
    • Strafworp: Bij zware fouten vlak voor het doel van de tegenstander, zoals een verdediger die de aanvaller belemmert om te scoren, wordt een strafworp gegeven.
  6. Keeper: De keeper mag binnen de 6-meterzone de bal met twee handen aanraken en mag duiken om de bal te stoppen, maar mag de bal niet onder water duwen.

  7. Wisselen: Spelers mogen tijdens het spel wisselen, via de aangewezen wisselzones.

Waterpolo is een intensieve en dynamische sport waarbij teamwork en uithoudingsvermogen cruciaal zijn.

Om het spel aantrekkelijker te maken heeft de KNZB de spelregelwijzigingen van de FINA sinds het seizoen 23/24 overgenomen.

Download spelregels (pdf)